Heden en verleden van de Indianen van het Zuidwesten

Een reisverslag - deel twee

Door Julio Punch

Bandelier National Monument

Op 75 kilometer afstand van Santa Fe bevindt zich één van de 330 “National Parks” die de VS rijk is: Bandelier National Monument. Het is een van de uniekste in het Zuidwesten. Een terrein van ruim 93.000 vierkante kilometer biedt afgezien van ruïnes die de Anasazi ons nalieten ook mogelijkheden voor “hikers” en kampeerders. Wel moet voor dat laatste toestemming worden aangevraagd. Mij was het uiteraard te doen om de ruïnes.

Op weg ernaartoe merkte ik dat we op een gegeven moment steeds hoger klommen in de auto. Tegelijkertijd viel het me op dat het aantal bomen sterk toenam en het steeds groener om ons heen werd. Toen we de top van de canyon hadden bereikt waarin het monument gelegen is, stond er een klein huisje waar de toegangsprijs moest worden betaald. Voor één auto betaal je 10 dollar. Je hebt daarmee een hele week toegang tot het park. De entreeprijs is ook nog goed voor een interessante informatiefolder. 

Vervolgens is het weer een behoorlijk stuk dalen totdat je de parkeerplaats nabij het visitor’s center hebt bereikt. Het was een doordeweekse dag en dus lekker rustig. Buiten het visitor’s center verzamelde zich een groep mensen om een mevrouw die op het punt stond een rondleiding te geven. Toen ik me bij hen aansloot, bleek dat de mevrouw niet verbonden was aan het park, maar leiding gaf aan een commerciële tour. Ze zij ons dat het echter geen enkel probleem was om mee te luisteren.

Een van de leuke dingen van dit monument is dat er verschillende stadia van bewoning van de Anasazi te zien zijn. Je ziet hier rotswoningen, huizen die tegen de wand van de canyon zijn aangebouwd en de ruïne van wat eens een pueblo van ruim 400 kamers is geweest. De meeste ruïnes bevinden zich in een canyon, de Canyon des Frivoles. De Nederlandse vertaling van deze Spaanse term luidt: de canyon van de vrolijke mensen. Met deze naam wordt aangegeven dat de vroegere bewoners vrolijk waren. Hoe hebben ze dat nou aan de hand van archeologisch onderzoek kunnen vaststellen, dacht ik tijdens mijn bezoek. Maar nu ik dit schrijf en er nog eens over nadenk, moet ik zeggen dat dit monument inderdaad op een bepaalde manier een opgewekte sfeer uitademde en niets over zich heeft van de desolaatheid en doodsheid van sommige andere ruïnes. Ook het natuurschoon is zeer zeker de moeite waard. Het park staat voorts bekend om zijn vleermuizen.

Je kan hier kiezen uit routes van één, twee of vier uur, afhankelijk van hoeveel tijd je hebt. Het visitor’s center bevat behalve een winkel met alle aan Bandelier gewijde boeken op voorraad ook een museum met gebeeldhouwde mensenfiguren waarvoor hedendaagse Indianen uit de omgeving model hebben gestaan. Het museum toont hoe mensen hier door de eeuwen heen hebben geleefd.

Het park is vernoemd naar Adolph Bandelier (1840-1914). Bandelier werd in 1840 in Zwitserland geboren. Hij groeide op in Illinois. Zijn vader was zakenman en had zijn zoon de rol van opvolger aangemeten. Adolphs interesse ging echter uit naar archeologie en geschiedenis. Hij genoot nooit enige formele training in deze wetenschappen en was dus autodidact. De Indianen van Cochiti Pueblo maakten hem attent op de ruïnes in de Canyon des Frivoles. "Het was het mooiste wat ik ooit had gezien" zou hij later zeggen. Een groot gedeelte wat hij leerde tijdens zijn diepgravende (letterlijk én figuurlijk) onderzoek in de Canyon des Frivoles verwerkte hij in een roman, die de titel The Delight Makers draagt. Dit ruim 400 bladzijden tellende boek was in de tijd dat het verscheen zeer succesvol en is nog steeds verkrijgbaar.

Er bevindt zich een heel grote kiva op het terrein. De cirkelvormige kiva heeft een straal van drie meter en is ruim twee meter diep. Men moet niet denken dat dergelijke bouwsels volledig door mensenhanden onaangeroerd zijn gebleven en er al die honderden jaren zo hebben bijgelegen. Toen Bandelier deze kiva vond, lag hij vol met takken en andere rommel. Het parkbeheer maakt ook gebruik van moderne middelen, onder andere van een zeer weersbestendig cement, om ervoor te zorgen dat dit soort ruïnes niet nog verder aftakelen.

De gids wees ons op de sipapu in deze kiva, die overigens door archeologen opnieuw is aangebracht. Vrijwel alle kiva’s hebben een sipapu. Het is een gat of een steen met een gat erin dat het gat symboliseert waardoor, volgens de oorsprongsmythe van de pueblo Indianen, de mens deze wereld in is gekomen. De sipapu, het vuur in het midden van de kiva en een soort ventilator die frisse lucht binnenlaat, vormen één lijn die altijd van noord naar zuid loopt. Dit geldt ook voor veel hedendaagse kiva’s.

Het hoogtepunt van Bandelier is zonder twijfel een ruïne die Tyoni wordt genoemd. Het was vroeger een cirkelvormig huizenblok met 400 kamers en 3 kiva's. De ruïne is het indrukwekkendst als je hem van een afstand bekijkt, wat heel goed mogelijk is door voor een bepaald pad te kiezen. Dit gebied werd zo'n 500 jaar lang door mensen bewoond. Niet alle ruïnes die het monument rijk is, werden echter tegelijkertijd bewoond. De vroegere bewoners van Bandelier worden Anasazi genoemd. Anasazi betekent "voorouders" of "vijanden van de voorouders" in het Navaho. Met name vanwege de laatste vertaling zijn velen ertoe overgegaan om de term te vervangen door "Ancestral Puebloans", al zal het nog wel even duren voordat deze term ingeburgerd is geraakt.

De bewoners bedreven landbouw. Het belangrijkste cultuurgewas was maïs, een cultuurelement dat, net zoals vele andere, uit Midden-Amerika afkomstig was. Er werden echter ook bonen en kalebassen verbouwd. Het vlees van onder meer herten, konijnen, eekhoorns en verschillende vogels, dat verkregen werd door de jacht of door het zetten van vallen, vulde het dieet aan.

’s Zomers droegen de mannen een lendendoek en de vrouwen een jurk. Voor de wintermaanden werden mantels gemaakt van yuccavezels, waarin kalkoenveren en konijnenhuiden werden geweven. Het merendeel van de activiteiten vond in de buitenlucht plaats. De Anasazi kenden een uitgebreid handelsnetwerk dat zich uitstrekte van Baja Californië tot in het huidige Mexico. Hierdoor kwam men in het bezit van zaken als papegaaien en turkoois.

Toen de eerste groepen mensen zich hier vestigden, leefden ze in kleine groepen van waarschijnlijk niet meer dan twee families. Tussen 1150 en 1325 nam de bevolking sterk toe, mensen gingen in grotere, vaste nederzettingen wonen (pueblo’s) met soms wel 40 kamers. De volgende tweeënhalve eeuw ging men nog grotere nederzettingen bouwen, wat tevens inhield dat het aantal nederzettingen afnam. De kiva’s werden soms wel drie keer zo groot als voorheen. Sommigen leiden hieruit af dat er een grotere rol weggelegd was voor de religie. Bandelier beleefde eind 15e eeuw zijn hoogtepunt. Daarna werd het verlaten. Wetenschappers nemen aan dat de huidige bewoners van Cochiti en San Ildefonso Pueblo de nakomelingen zijn van de mensen die hier vroeger woonden. Onder andere omdat er in deze twee pueblo’s een geheel andere taal gesproken wordt dan in de anderen pueblo’s in de regio.

Bezoek de website van Bandelier National Monument.

Institute of American Indian Arts Museum

Enkele minuten loopafstand bij de Indiaanse markt van Santa Fe vandaan bevindt zich het Institute of American Indian Arts Museum dat, zoals vrijwel de gehele binnenstad van Santa Fe, is opgetrokken in de traditionele pueblo-stijl. Op de dag dat ik dit museum bezocht, was het 11 september en als een gebaar naar de vreselijke tragedie die precies een jaar eerder plaatsvond, waren alle musea in New Mexico gratis toegankelijk. Dit is het enige museum in de VS dat volledig is gewijd aan hedendaagse Indiaanse kunst.

Het museum is aanzienlijk kleiner dan het gebouw aan de buitenkant doet vermoeden. De tentoonstelling stelt echter niet teleur. Het museum is in feite een verlengstuk van het Institute of American Indian Arts, een kunstacademie voor Indianen die in 1962 werd opgericht. Het was het eerste instituut dat leden van verschillende stammen de kans bood hun kunstzinnige vermogens aan te scherpen. Het is de enige universiteit in de VS die alleen voor Indianen is bedoeld.

In het museum wordt de korte documentaire “Natives of the Southwest” vertoont om wat algemene informatie te geven over de Indianen van het Zuidwesten. De overige ruimtes van het museum worden gebruikt om kunst van docenten, leerlingen en oud-leerlingen van het Institute of American Indian Arts tentoon te stellen. Het betreft hier voornamelijk schilderijen. Veel informatie wordt er verder niet bij gegeven, maar er zitten prachtige stukken bij die ik jammer genoeg niet mocht fotograferen. Ook hier viel het me (weer) op dat heel vaak de Indiaanse identiteit een factor is die in de kunst tot uiting komt.

Bezoek de website van het het Institute of American Indian Arts Museum.

Indian Arts Research Center

Er zijn op zo’n reis als deze altijd dingen die je niet hebt gepland, maar je ter plekke worden aangeraden. Dat gold ook voor het bezoek aan het Indian Arts Research Center in Santa Fe. Er zou zich een unieke verzameling Indiaanse kunstnijverheid bevinden, had ik via via gehoord. Dat liet ik me geen twee keer zeggen. Na een telefoontje bleek dat een gedeelte van de collectie wegens omstandigheden niet toegankelijk was. Toch was het mogelijk om, voor een gereduceerde toegangsprijs, op een vrijdagmiddag om twee uur langs te komen om onder begeleiding een blik te werpen op de collectie. In totaal waren er zo'n 15 mensen voor de rondleiding. Fototoestellen waren verboden evenals tassen van welk formaat dan ook. Op dat moment vond ik dat een beetje overdreven, maar de reden hiervoor zou me snel duidelijk worden.

Een blanke dame van rond de 40 gaf de rondleiding. De eerste zaal die we te zien kregen, was een soort handarbeidlokaal waarin ze uitleg gaf over het instituut en de Katchina's (correcte uitspraak: Katsina's) die er worden bewaard.

Het instituut werd gesticht door een rijke Amerikaanse dame, Emilia Elizabeth White. Zij werd op 28 augustus 1878 geboren en stierf tot op de dag nauwkeurig 94 jaar later. Ze werd naast  het instituut begraven. Rond 1920 begon ze met het verzamelen van Indiaanse kunst. In 1922 werd het instituut opgericht, ook al droeg het toen nog niet de huidige naam. Dit particuliere instituut staat in zekere zin in dienst van zowel Indianen als wetenschappers. Je zou in feite kunnen stellen dat ze dingen voor de Indianen "bewaren". In het geval van sommige objecten, waaronder Katchina's, gebeurt dat door deze in te vriezen zodat ze door de tand des tijds onaangeroerd zullen blijven. De collectie is te allen tijde voor Indianen toegankelijk. Als ze objecten terugwillen, dan krijgen ze die terug. Objecten worden nooit verkocht. Men bewaart er onder andere de deken die opperhoofd White Antelope droeg tijdens het Sand Creek-bloedbad. Eens in de twee jaar nemen de Southern Cheyenne de deken mee naar hun reservaat voor ceremoniële doeleinden.

Het instituut biedt Indiaanse kunstenaars een studio aan, waar ze enkele maanden kunnen werken. Regelmatig komen er ook klassen met Indiaanse kinderen voor rondleidingen naar het instituut.

Katchinapoppen zijn in feite miniatuurversies van geestelijke wezens die een heel belangrijke rol spelen in de religie van de Hopi en de Zuni. De poppen waren vooral voor meisjes bedoeld om hen spelenderwijs vertrouwd te laten raken met het scala aan Katchina's. Jongetjes werden te zijner tijd in de kiva's ingewijd omtrent het wezen der Katchina's. De Zuni kennen deze poppen ook, als zijn ze bij hen groter dan bij de Hopi. De Zuni noemen ze ook wel "Cloud People" en deze wezens hangen natuurlijk samen met de regen die noodzakelijk is om landbouw te kunnen bedrijven.

Vervolgens werden we een andere kamer binnengeleid met een plafond dat vele meters hoog reikte. De rekken die bijna net zo hoog torenden als het plafond, waren volgeladen met manden, aardewerk en nog veel meer. Toen begreep ik waarom ze daar zo moeilijk deden over het meenemen van tassen. Dit is een van de grootste collectie Indiaanse kunstvoorwerpen ter wereld en de gezamenlijke waarde zal zoveel nullen tellen dat een rekenmachientje ze niet eens zal kunnen weergeven.

De gids gaf uitleg over de verschillende stadia van het pottenbakken. Vrijwel de hele familie is erbij betrokken. De kinderen moeten altijd de paardenvlaaien voor het vuur verzamelen, een taak waar ze doorgaans niet al te blij mee zijn. De klei wordt altijd in de nabije omgeving van de pueblo gevonden. Met lange "repen" klei wordt de pot vormgegeven. Indiaanse pottenbakkers gebruiken nooit een bewegende schijf en daar is een goede reden voor. Dat hangt samen met de consistentie van de klei. Als je die op een bewegende schijf gebruikt, zou hij alleen maar alle kanten opvliegen. Alle versiering vindt plaats vóórdat de potten in het vuur gaan. Tijdens deze laatste procedure, die mede de uiteindelijke kleur bepaalt, gaat altijd 20 tot 50 procent van de potten kapot.

Uiteraard werd ook hier de naam genoemd van Maria Martinez, de befaamde ambassadrice van het Indiaanse pottenbakken. Haar kinderen en kleinkinderen zetten de traditie van het pottenbakken voort. Enige voorzichtigheid is bij het aanschaffen (als je er het geld voor hebt) van Maria's werk wel geboden, aldus de gids. "Als Maria Martinez alle stukken had gemaakt waarvan men beweert dat zij ze gemaakt heeft, zou ze geen 93 maar 300 jaar geworden zijn" zo werd ons verteld.

In het instituut is tevens een enorme collectie gevlochten manden te vinden. De formaten reiken van manden die makkelijk door je brievenbus zouden kunnen tot manden met een diameter van een meter. Een veel voorkomend verschijnsel is dat de makers altijd één lijn openlaten in het patroon, een soort 'levenslijn'. Door die lijn kan het kwade naar buiten toe ontsnappen.

De vlinder wordt als motief vaak afgebeeld op manden. Vanwege de vele stadia die een vlinder moet doormaken alvorens hij zijn uiteindelijke gedaante aanneemt (van rups tot cocon tot vlinder), wordt hij door Indianen gezien als een symbool voor wedergeboorte en regeneratie.

Uiteraard zijn er in het instituut ook de nodige Navaho-kleden. In tegenstelling tot bij de pueblo's wordt bij hen het weven door de vrouwen gedaan. Het weven gebeurt altijd zonder vast patroon. Soms doen vrouwen een heel jaar over één kleed, wel kan de prijs van een kleed makkelijk oplopen tot zo’n 40.000 dollar.

Bezoek de website van het Indian Arts Research Center.

Aztec Ruins National Monument

In Nederland was ik aanvankelijk van plan om de omvangrijke ruïnes van Chaco Canyon in New Mexico met een bezoekje te vereren. Chaco Canyon ligt echter op zijn Amerikaans "right in the middle of nowhere". Het vraagstuk waarom de Anasazi zich nu juist daar hebben gevestigd, is dan ook bijna even groot als de vraag waarom ze er uiteindelijk zijn weggegaan. Daar komt nog bij dat om Chaco Canyon te bereiken, je eerst een lange afstand moet afleggen op een weg die eigenlijk bedoeld is voor een auto met vierwielaandrijving. Er is in deze contreien echter altijd wel een alternatief te vinden op Indianengebied voor het geval dat iets niet haalbaar blijkt. Dat alternatief werd Aztec Ruins National Monument, waarvan ik wist dat je er de enige volledig gereconstrueerde grote kiva in het Zuidwesten kon bezichtigen en dat vooruitzicht leek me ook heel aantrekkelijk.

Dit monument is elke dag van acht uur ‘s ochtends tot vijf uur ‘s middags geopend. In het visitor’s center betaal je de toegangsprijs van acht dollar per persoon. Vanuit het visitor’s center kun je doorlopen naar de ruïnes. Er is tevens een klein museum waar je onder meer ter plekke opgegraven aardewerk kan bewonderen. Er wordt tevens een film vertoond over de Anasazi. Bij het visitor’s center is het mogelijk een "handleiding" te krijgen die uitleg geeft bij 14 genummerde onderdelen bij de ruïnes.

Als je luchtfoto's ziet van dit complex, zie je dat het geheel keurig netjes de vorm heeft van een rechthoek, iets wat niet echt opvalt als je er rondwandelt.

De Animas-rivier zorgde ervoor dat dit stuk land vruchtbaar was en uitstekend geschikt was voor de landbouw. Dat zal ongetwijfeld ook de reden zijn geweest dat de eerste mensen zich hier hebben gevestigd. Laat in de elfde eeuw begonnen groepen Anasazi grotere gemeenschappen te vormen op een hooggelegen stuk land dat op deze rivier uitkeek. De eerste woningen en kiva’s werden toen gebouwd. Rond 1111 gebruikte men veel hout uit de omgeving om binnen tien jaar een complex te bouwen met 400 met elkaar in verbinding staande woningen en één grote kiva die waarschijnlijk ook onderdak bood aan niet-religieuze activiteiten. Er moeten tussen de twee en driehonderd mensen hebben gewoond. De bewoners waren gerelateerd aan de Anasazi van Chaco Canyon, wat zich onder meer uitte in de architectuur, de kunst van het pottenbakken en de religie. Men vermoedt dat Aztec een soort ‘forensgemeenschap’ oftewel een ‘outlier’ was in een netwerk dat Chaco Canyon als middelpunt had. Na een bloeitijd van 50 jaar als religieus-, administratief- en handelscentrum werd Aztec verlaten.

Korte tijd later, rond 1200, vestigde een groep Anasazi-Indianen zich er die verwant waren aan de Anasazi van Mesa Verde. Zij gaven gebouwen opnieuw vorm en voltooiden bouwsels die nog niet waren voltooid door de vorige bewoners. Zo komt het dus dat je in dit complex bij sommige muren twee verschillende bouwstijlen kan onderscheiden. Ook deze bewoners zouden te zijner tijd vertrekken. Rond 1300 was het hele San Juan-basin door de Anasazi verlaten. De exacte reden voor hun vertrek zullen we waarschijnlijk nooit te weten komen.

Onderzoek heeft uitgewezen dat er vóór 1300 een aanhoudende droogte het Zuidwesten teisterde. Ook zagen de Anasazi zich geconfronteerd met oorlogszuchtige nieuwkomers die Athapaskische talen spraken. Nog een factor waar we rekening mee moeten houden, is uitputting van de grond door de landbouw en van de wildstand door het jagen. Vaak wordt aangenomen dat ook religieuze problemen hierbij een rol hebben gespeeld.

Het complex werd vervolgens in brand gestoken, al is het nooit duidelijk geworden of dit door de bewoners is gedaan of door andere Indianen. De huidige pueblo-stammen beschouwen de ruïnes als een soort bedevaartsoord.

Toen blanken de ruïnes voor het eerst zagen, dachten zij dat de ruïnes door de Azteken waren gebouwd en zodoende kregen de ruïnes hun naam. De blanken zaten er faliekant naast, de ruïnes waren al lang verlaten voordat het Azteekse rijk haar hoogtepunt bereikte. Jammer is dat deze ruïnes te maken kregen met een verschijnsel dat in Midden- en Zuid-Amerika een ware plaag vormt en menig archeoloog nachtmerries bezorgt: het grafroven. Er zijn gebieden op aarde waar de archeologie een race tegen de tijd is geworden waarin de archeologen moeten proberen de grafrovers voor te zijn, iets wat vaker niet lukt dan wel.

Vanaf 1889 waren de ruïnes tamelijk veilig omdat zij privé-bezit waren geworden. In 1916 begonnen archeologen er opgravingen te doen. Een aantal gebouwen werd gereconstrueerd of gestabiliseerd. De grote kiva is wat dat betreft een meesterwerk. Hij heeft een diameter van tien meter en vanaf de grond tot aan het plafond reikt hij ook nog eens zeven meter. De grote kiva bevindt zich deels onder de grond. Van binnen lijkt hij overigens verbazingwekkend veel op een bouwsel van de Azteken. Er staan vier roodgeschilderde pilaren die het plafond ondersteunen. Twee gaten in de vorm van rechthoeken werden met huiden bespannen en als drums gebruikt. Er is een haard voor het vuur en er zijn nissen in de muren. Een dergelijk bouwwerk van binnen kunnen bewonderen op de manier waarop de bouwers hem hebben ervaren, is een unieke ervaring. Honderd procent zeker dat hij er vroeger ook precies zo heeft uitgezien, weten we natuurlijk niet, maar men heeft geprobeerd hem zo getrouw mogelijk te reconstrueren.

Bezoek de website van Aztec Ruins National Monument.

Acoma Pueblo, de hemelstad

Om vanuit Albuquerque de befaamde pueblo Acoma te bereiken, moet er een behoorlijke afstand worden afgelegd. Het is ruim twee uur rijden. Onderweg leek het wel alsof alle pueblo’s van New Mexico aan weerszijden van de route zijn gelegen. Steeds weer werden ze aangegeven: Cochiti, Santa Ana, Tesuque en ga zo maar door. Het aantal casino’s dat ik zag, was op zijn minst evenredig aan het aantal pueblo’s, ook al leken het er voor mijn gevoel meer. Het reservaat van de Acoma is hierop ook zeer zeker geen uitzondering en heeft een zeer volumineus casino.

Na enige tijd op het reservaat rond te hebben gereden en een behoorlijk stuk geklommen te hebben, werd ik overvallen door het prachtige uitzicht. Er is een parkeerplaats waar je kan stoppen en het uitzicht eens rustig op je in kan laten werken. Er staat een bord met informatie over “Acoma, The City in The Sky”. Het uitzicht is moeilijk met woorden te omschrijven. Het lijkt een kolossale vallei waarin alle hellingen 90 graden stijl lijken. In het midden staat een monoliet met daarop, als je heel goed kijkt, sporen van menselijke bewoning. Toen ik dat prachtige uitzicht fotografeerde, stopte er een Indiaanse politieagent in een busje die mij prompt naar mijn fotografeervergunning vroeg. Ik schrok natuurlijk want het was geenszins mijn bedoeling om regels te overtreden die door mijn gastheren waren opgesteld. Ik legde hem uit dat we op weg waren naar het visitor’s center en dat ik van plan was daar een fotografeervergunning aan te schaffen. Toen zei de man dat alles in orde was en hij verdween weer even snel als hij gekomen was.

Bij het visitor’s center moet je betalen als je aan de rondleiding deel wilt nemen. Volwassenen betalen tien dollar, ouderen negen en kinderen zeven. Een vergunning om te mogen fotograferen, kost tien dollar. Filmen en digitale camera’s zijn ten strengste verboden. Op eigen houtje rondlopen in de pueblo is hier niet toegestaan.

In het visitor’s center wordt een film vertoond over de pueblo indianen en er zijn allerhande souvenirs te koop, waaronder ook baseballpetjes en drinkbekers. Buiten op het omvangrijke parkeerterrein staan tevens meerdere stalletjes waarop stamleden aardewerk en andere zelfgemaakte kunstnijverheid te koop aanbieden.

Voor de rondleiding ga je eerst met zijn allen in een bus naar boven. De weg naar boven is zo steil dat je er als Nederlander angstig van wordt. De chauffeur doet dit echter elke dag meerdere keren en voor hem is het de normaalste zaak van de wereld. De chauffeur leverde ons af in de "City in the Sky". Je krijgt hier inderdaad een beetje het gevoel dat als je hier omhoog springt, je zo een stukje wolk kan weggrissen. In de pueblo kreeg de groep een begeleider toegewezen, een niet al te slanke Indiaanse man van halverwege de 20. Jammer vond ik het dat hij zijn werk deed alsof het hier het spreekwoordelijke (en bij nader inzien ook letterlijke) rondje om de kerk betrof. Hij somde de informatie snel op, vroeg of er nog vragen waren en liep met ons door naar de volgende plek.

De rondleiding begon bij de kerk. Met de bouw hiervan werd in 1629 begonnen en in 1640 werd hij voltooid. Dit alles vond plaats onder de bezielde leiding van pater Ramirez, die door de bevolking werd geaccepteerd omdat hij bij zijn aankomst een baby van de dood redde. De bewoners moesten van heel ver zware boomstammen aanslepen over die verschrikkelijk steile hellingen. Als ze een boomstam lieten vallen, kregen ze met de zweep en moesten ze de boomstam laten liggen en een nieuwe halen. Het is dan ook geen wonder dat ook Acoma Pueblo, evenals de andere 22 toenmalige pueblo’s van het Zuidwesten, deelnam aan de opstand van 1680. Deze boomstammen zijn nog duidelijk zichtbaar op het plafond van de kerk. Een aantal boomstammen werd zo uitgehouwen zodat ze op kaarsen leken. Ze werden zowel rood als wit geschilderd wat symbool stond  voor de samensmelting van de stamreligie met het christendom. De meeste attributen in de kerk stammen uit de periode van 1600 tot 1800, wat ook geldt voor de koperen bel in de toren die een gift was van de koning van Spanje. Tegenwoordig wordt de kerk nog maar één dag per jaar gebruikt om het feest van San Estevan op 2 september te vieren. De beeltenis van deze heilige wordt dan van de kerk naar het plaza van de pueblo verplaatst. Kerkgangers onder de Acoma bezoeken de rest van het jaar een kerk die buiten de pueblo is gelegen.

Naast de kerk ligt een begraafplaats. Ook al staan er nog diverse houten kruizen, hij is al heel lang niet meer in gebruik. De begraafplaats fotograferen is, evenals fotograferen binnen de kerk, niet toegestaan.

De begraafplaats wordt aan drie kanten omgeven door een muur van adobe met kegelvormige uitsteeksels waarop gezichten zijn geverfd. Deze "krijgers" moeten over de doden waken. Vroeger waren de gezichten naar buiten gericht om vijanden de indruk te geven dat er krijgers de wacht hielden.

Volgens de eigen overlevering zijn de Acoma afkomstig uit het noorden. Er is in de overleveringen dus sprake van een migratie. Men geloofde in die tijd dat er een geschikte plek was die voor hen voorbestemd was. Toen men de plek eenmaal had gevonden, vestigde men zich erbovenop. Dit was "Enchanted Mesa", de mesa (Spaans voor tafel) die zich het dichtst bij de huidige pueblo bevindt.

Volgens de overlevering brak op een dag waarop bijna de hele stam beneden op de velden aan het werk was, een verschrikkelijk noodweer los. Alle paden naar boven werden vernietigd. Alleen een jong meisje en een oude vrouw waren nog boven. Zij wierpen zich naar beneden om er niet dood te hoeven hongeren. Na deze gebeurtenis vestigde de stam zich op de mesa waar zich ook nu nog de pueblo bevindt. Wetenschappers hebben lang betwijfeld of er ooit wel mensen boven op Enchanted Mesa hebben gewoond, maar inmiddels heeft onderzoek uitgewezen dat dit wel degelijk het geval was.

De bewoners beweren zelf dat hun pueblo de oudste continu bewoonde nederzetting in Noord-Amerika is. Hierbij moet gezegd worden dat ook Old Oraibi op het reservaat van de Hopi een mogelijke kanshebber is voor die titel. Archeologen hebben geconstateerd dat menselijke bewoning op de mesa ten minste teruggaat tot het jaar 1150 in onze jaartelling.

Zo'n 100 jaar geleden was dit een bruisende gemeenschap met ruim 1200 bewoners. Nu zijn dat er nog maar 40. De meeste stamleden wonen nu in "satellietsteden" als Acomita, Anzac en McCarty's. Er wonen 17 kinderen in de pueblo die dagelijks door een schoolbus worden opgehaald. Zij bezoeken een school in Acomita, dat 20 kilometer verderop is gelegen, waar sinds een paar jaar ook de stamtaal het Keres wordt gedoceerd. Deze taal wordt ook in zeven andere pueblo's gesproken.

De gids legde uit dat elke familie nog een woning bezit in de pueblo. Deze wordt soms opnieuw in gebruik genomen als er ceremonies plaatsvinden in de pueblo of om in de zomer van de koelte te kunnen genieten die een dergelijke woning biedt.

Het volgende stuk waar de rondleiding stopte, bood een fantastisch uitzicht. De gids legde uit dat het vroeger een enorm voordeel was om 360 graden om je heen meerdere kilometers ver te kunnen kijken. Vroeger kon men vijanden al van verre zien aankomen. Wel bevonden de akkers waarop met name maïs werd verbouwd zich beneden. Eén keer, in 1696, werden deze door de Spanjaarden vernietigd. Op de mesa zelf bevindt zich slechts één plas water en twee bomen.

De woningen, waarvan er soms drie op elkaar zijn gestapeld, boden een aantal fotogenieke kansen waar ik dankbaar gebruik van maakte. Een beetje een vreemd gezicht is het om bij bouwsels die meerdere honderden jaren oud moeten zijn "verplaatsbare wc's" te zien staan. Je ziet ze hier in Nederland vaak waar bouwvakkers aan het werk zijn. Het lijken net telefooncellen, maar dan zonder ramen. Toen mij verteld werd dat het hier 's winters behoorlijk koud kon worden, bedacht ik dat het geen pretje moet zijn om bij die omstandigheden buitenshuis je behoeften te moeten doen.

Acoma Pueblo telt vijf kiva's die in tegenstelling tot sommige andere pueblo's vierkant zijn en zich bovengronds bevinden. Ze bevinden zich in clusters gewone woningen. Wel is de ingang altijd in het plafond waardoor je het idee krijgt dat je in een onderwereld afdaalt. De gids vertelde dat de kiva's vroeger cirkelvormig waren, maar dat men overging op de vierkante vorm zodat de Spanjaarden zouden denken dat het gewone woningen waren. Ze maakten zelfs een kleine opening onderin de kiva die als een primitief soort intercom dienstdeed waardoor mensen zich konden melden als er in het geheim ceremonies plaatsvonden. Evenals in het verleden vinden er ook niet-ceremoniële activiteiten plaats in de kiva's. Er wordt wel beweerd dat de Acoma tijdens de wereldkampioenschappen honkbal draagbare tv's in de kiva's neerzetten om van daaruit de wedstrijden te kunnen volgen. De kiva werd alleen door jongens of mannen betreden, behalve wanneer hij als schuilplaats werd gebruikt. De ladder die toegang geeft tot de kiva wijst altijd noordwaarts naar de plek van herkomst van de Acoma en vormt in zekere zin een kompas.

Na de rondleiding kan men teruggaan naar een van de stalletjes in de pueblo waar zelfgemaakte kunstnijverheid wordt verkocht. Ze zijn genummerd en mensen worden verzocht het nummer te onthouden zodat men na afloop onder begeleiding van een gids terug kan gaan naar het desbetreffende stalletje om een aankoop te doen.

Terugkeren naar het visitor’s center kan met de bus óf door af te dalen langs een pad dat de bewoners vroeger gebruikten om omhoog en omlaag te klimmen. Als je voor het laatste kiest, is het wel een beetje oppassen geblazen, want de treden zijn ongelijk, je moet je soms door smalle spleten wringen en je moet ook over een zekere conditie beschikken. Toch vond ik dit een prettige afsluiting van een heel interessante middag.

Klik op de bladeren voor de overige delen van mijn reisverslag:

Deel één: Het Pueblo Indian Cultural Center, de Indiaanse markt van Santa Fe, het Museum of Indian Arts and Culture en Taos Pueblo.

Deel twee: Bandelier National Monument, Indian Arts Research Center, Aztec Ruins National Monument en Acoma Pueblo.

Deel drie: Mesa Verde National Park, Navajo Codetalkers Exhibit en Monument Valley Tribal Park.

Deel vier: Grand Canyon National Park, Wupatki National Monument, het reservaat van de Hopi Indianen en het Museum of Northern Arizona.

Tekst en foto’s, copyright, Julio Punch, 2003