Heden en verleden van de Indianen van het Zuidwesten |
||||||||||||||
Door Julio Punch De voorbereiding Na een afwezigheid van twee jaar uit Indian Country begon het bij mij weer behoorlijk te kriebelen. Het Zuidwesten leek me wel interessant, ondanks het feit dat ik van origine een “prairie-aanhanger” ben. "In dat gebied leven sommige stammen nog net zo als vroeger" was mij van oudsher ingeprent en dat wilde ik natuurlijk wel eens met eigen ogen aanschouwen. Bovendien was een kennismaking met het unieke natuurschoon aldaar ook een prettig vooruitzicht. Zoals bij de meeste belangrijke ondernemingen ging ook aan deze onderneming de nodige voorbereiding vooraf. Voor dit soort reizen zul je echt een plan moeten opzetten. Er is in het Zuidwesten zo ongelooflijk veel te zien en te doen op Indianengebied dat tenzij je tijd en geld in overvloed hebt, je toch echt bepaalde keuzes zal moeten maken. Tegelijkertijd zijn er ook altijd weer dingen die je ter plekke worden aan- of afgeraden, dus wat vrije ruimte in je reisschema is geen overbodige luxe. Nog iets waar je rekening mee moet houden, is het feit dat de afstanden wel even anders zijn dan we in ons eigen landje gewend zijn en men een stuk minder afhankelijk is van het openbaar vervoer. Even in de trein stappen en dan een uurtje later op je bestemming zijn, zit er hier niet in. Het Pueblo Indian Cultural Center Na van de snelweg af te zijn gekomen en een kwartier door een wijk te hebben gereden die wel niet de mooiste wijk van Albuquerque zal zijn geweest, gaf een ruime doch goed bezette parkeerplaats en een aantal stenen gebouwen aan dat we onze bestemming hadden bereikt. Het Pueblo Indian Cultural Center runt tevens de "Pueblo Smoke Shop" een winkel in een apart gebouw waar tabak en bijbehorende artikelen voor vriendschappelijke prijzen worden verkocht. Ik behoor zelf inmiddels al zes jaar tot de groep der ex-rokers die succesvol van het roken zijn afgekomen en ben maar direct doorgelopen naar het eigenlijke centrum. Bij de balie word je vriendelijk ontvangen, je hoeft geen toegang te betalen. Er staat een ruim assortiment aan folders over attracties in de omgeving. Het Pueblo Indian Cultural Center noemt zichzelf “The Gateway to the 19 Pueblo’s” en wordt tevens gerund door de 19 pueblo’s van New Mexico. Het gebouw, dat er van buiten niet al te indrukwekkend uitziet, is een knap staaltje architectuur dat gebaseerd is op Pueblo Bonito, een complex in de befaamde ruïnes van Chaco Canyon. Je ziet vaak dat de huidige Indianen een hedendaagse invulling geven aan gegevens uit hun eigen verleden. Het gebouw heeft twee verdiepingen en een kelder. De plattegrond van dit gebouw, dat gebouwd werd in 1976, laat zich het best vergelijken met een halfvolle maan, met een gelijkvormige open binnenplaats. De ingang zit in het midden van de rechte lijn. Links daarvan bevindt zich het Pueblo Harvest Café. Rechts ervan zijn twee vergaderkamers: de "Turquoise Room" en de "Silver Room". Dit is een verwijzing naar de verdeling van sommige Pueblo-stammen in moiety’s (helften) die bij een aantal stammen deze namen dragen. Van deze twee moiety’s wordt één ervan geassocieerd met de winter en de ander met de zomer. De binnenplaats bestaat uit een grasveld waar ook een horno (traditionele oven) op staat die gebruikt wordt om brood te bakken. Met de horno worden regelmatig demonstraties gegeven. De bankjes voor toeschouwers zijn op een overdekt gedeelte opgesteld, zodat toeschouwers bij de dansen of demonstraties niet in de brandende zon hoeven te zitten. Bij gebruik wordt er in de horno een vuur gestookt van cederhout. Is de oven op temperatuur, dan wordt het vuur gedoofd en het deeg in de oven geplaatst. Op de muren rondom de binnenplaats zijn zeven prachtige, grote muurschilderingen geschilderd door verschillende kunstenaars uit diverse pueblo's. Er zit er zelfs één bij van Pablita Velarde, een heel bekende schilderes uit Santa Clara Pueblo. Het museum is gehuisvest in de kelder, evenals de kleedkamers voor de dansers. Het merendeel van de eerste verdieping wordt in beslag genomen door de gift shop. Je kan hier terecht voor boeken, t-shirts, muziek, sieraden, sandpaintings en aardewerk. De tweede verdieping bevat behalve vergaderkamers ook het "Institute for Pueblo Studies" waartoe bezoekers geen toegang hebben. De archieven bevatten vele unieke historische documenten, foto's en boeken. Dit omvangrijke documentatiecentrum hoopt snel zijn debuut te maken op het internet (ik hoop hier op terug te komen). Alhoewel het centrum donaties krijgt, kan het zich bedruipen door de opbrengsten van de winkel en de kaartverkoop van het museum. Dan zijn er ook nog programma's voor kinderen. Een klas kan hier onder leiding van een docent terecht en kinderen kunnen dan door het uitvoeren van bepaalde opdrachten kennis- maken met de pueblo-cultuur. Na een korte verkenning ben ik begonnen in het museum. De kaartjes koop je in de gift shop. Volwassenen betalen vier dollar, senioren drie, kinderen één en kinderen onder de vier mogen er gratis in. Het museumkaartje geeft ook weer recht op tien procent korting in de gift shop op kunstnijverheid en vijf procent korting op boeken en muziek. Om in het museum te komen, moet je in de kelder afdalen. Er is met opzet gekozen voor een ondergrondse locatie. De Pueblo-stammen kennen een oorsprongmythe die verhaalt dat zij door een serie successievelijke werelden omhoog zijn gekropen, tot in de huidige. De oorsprongsmythe wordt op een kleurrijk schilderij in de hal weergegeven. De blanke meneer die dienst deed in het museum was erg vriendelijk en vertelde het een en ander over de collectie. Het museum zelf volgt een chronologische volgorde vanaf de nomaden die langzaam maar zeker op de landbouw overgingen, tot de bewoners van pithouses die later weer boven de grond gelegen pueblo's gingen bouwen, tot aan de 19 pueblo's die New Mexico heden ten dage rijk is. Alle 19 pueblo's hebben een eigen vitrine met informatie, foto's en gebruiksvoorwerpen. Er staat ook een mooi bronzen beeld dat gemaakt is door een blinde beeldhouwer. In het museum worden beurtelings films vertoond over Maria Martinez, respectievelijk Pablita Velarde. Als u wilt weten wie Maria Martinez is, kan ik kort zijn. Als je denkt aan de rol die Johan Cruijf heeft gespeeld voor het Nederlandse voetbal, die rol heeft Maria Martinez gespeeld voor het pottenbakken van de Pueblo-Indianen. Zij was het die deze kunstvorm voor het eerst naar buiten bracht. In de tijd waarin dat gebeurde, beschouwden de blanken deze kunstvorm nota bene nog niet als kunst. Uit de film blijkt dat Maria Martinez (1887-1980) nog echt een dame van de oude garde was. Ze kon zich slechts met moeite uitdrukken in het Engels. Het pottenbakken leerde ze van haar tante. Ze blies een stijl uit Santa Ana Pueblo (ze was zelf afkomstig uit San Ildefonso) nieuw leven in, het zogeheten "black on black"-aardewerk. Het zou later min of meer haar stokpaardje worden, ook al heeft ze tijdens haar lange leven ook wel ander aardewerk vervaardigd. "Black on black"-aardewerk is te herkennen aan grijze motieven die zijn aangebracht op zwartkleurige potten. In de film wordt het proces van het pottenbakken uitvoerig uit de doeken gedaan. Vanaf het verzamelen van klei in de nabije omgeving tot het "branden" van de potten waarbij altijd een bepaald percentage kapot gaat in de hitte die tevens de uiteindelijke kleur bepaalt. De film over Tablita Velarde is ook redelijk interessant, zij vertelt dat ze het doel heeft bereikt waarvoor God haar op deze aarde heeft neergezet, namelijk een schakel te zijn tussen twee culturen, die van de Indianen en die van de blanken. Zij geeft ook gastlessen op scholen en illustreert kinderboeken met haar tekeningen. Na het museum was het tijd voor wat rust in het "Pueblo Harvest Café". Veel Indianen komen in dit restaurant van een maaltijd genieten. Er hangen schilderijen van Indiaanse kunstenaars aan de muren die tevens te koop zijn. Naast de gebruikelijke gerechten als french fries en hamburgers staan er ook traditionele maaltijden van de pueblo Indianen op het menu die zijn aangegeven met een hagedisje. Er is onder meer keuze uit Blue Corn Pancakes, een Tiwa Taco (frybread bedekt met bonen, kaas, sla en tomaten met rode of groene paprika en nog een frybread erbovenop) of een Jemez Enchiladas (een meeltortilla die in een saus van rode paprika is gedoopt en gebakken werd met ui en kaas). Het restaurant is zeven dagen per week geopend en is ook beschikbaar voor banketten en conferenties. Elk weekend vinden er tweemaal daags dansdemonstraties plaats, van dansers afkomstig uit één van de 19 pueblo's. Elk weekend zijn er dansers uit een andere pueblo. Op de dag dat ik er was, waren de dansers afkomstig uit Acoma Pueblo. Twee mannen zorgden voor zang en gedrum en vijf vrouwelijke stamgenoten voerden de bijbehorende dansen uit. De eerste dans was een regenboogdans. Een regenboog ontstaat bij regen en zonneschijn en is bij Indianen een symbool van verbondenheid. De dansen zijn ietwat ingetogen, maar leuk om naar te kijken, niet in de laatste plaats vanwege de prachtige klederdracht die karakteristiek is voor de pueblo. De dansen lijken qua choreografie een beetje op de dansen van hun buren, de Zuni, die wij hebben kunnen zien tijdens de Western Experience van 2002 en 2003 in Den Bosch. De tweede dans was een vlinderdans. De vlinder is een veelvoorkomend motief in de kunstnijverheid van het Zuidwesten. De vlinder staat in de religie symbool voor regeneratie en wedergeboorte, gezien de verschillende stadia die een vlinder moet doormaken alvorens hij zijn uiteindelijke vorm bereikt. De leider gaf tussen de twee dansen door een ongetwijfeld interessante toespraak waar ik jammer genoeg weinig van heb kunnen verstaan vanwege een of ander probleem met de geluidsinstallatie. Het enige wat ik eruit kon opmaken, was dat hij wees op de gevaren van alcohol en dat hij uit Acoma afkomstig was. Ik heb deze man na de demonstraties nog even gesproken. Ik zei dat ik het jammer vond dat ik er zo weinig van kon verstaan, hij vertelde mij toen dat het Engels voor hem eigenlijk een tweede taal is en dat hij vloeiend zijn stamtaal beheerst. Ik vertelde hem over de Kiva en dat wij hem eventueel zouden kunnen steunen. Hij zei me dat ik in de winkel op hem moest wachten en dat hij me zijn adres zou geven. Ik heb gewacht in de winkel, maar jammer genoeg de beste man niet meer gezien en ik moest er op een gegeven moment ook vandoor. Bezoek de website van het Pueblo Indian Cultural Center. Santa Fe en de Indiaanse markt De Indiaanse markt van Santa Fe is ook iets dat je gezien moet hebben. Voor het voormalige paleis van de gouverneur stallen Indianen van verschillende stammen zelfgemaakte kunstnijverheid uit die te koop wordt aangeboden. De verkopers worden echter wel "gescreend". Dat wil dus zeggen dat niet zomaar iedereen daar spullen kan gaan staan verkopen. Er worden zaken verkocht als aardewerk, Katchina-poppen, maar ook modernere zaken als met kralen bestikte riemen. De enige riem die ik zelf nog had, was inmiddels behoorlijk versleten. Ik pakte een met kralen bestikte riem op en bekeek hem. Een wat oudere Indiaanse vrouw zei tegen mij: "it’s 32". Ik had ergens gelezen dat afdingen nog wel eens wilde helpen en antwoordde dat ik 32 dollar een beetje aan de dure kant vond. "No, no, no" zei de mevrouw, "32 is the size, that's a 120 dollars!". Waarop ik de riem maar weer teruglegde bij de overige uitgestalde goederen. Je wordt hier zo goed als overspoeld door winkels met Indiaanse kunstnijverheid. Alleen al rond het plaza zitten er tientallen en in de omliggende straten nog veel meer. Natuurlijk is niet alles wat verkocht wordt daadwerkelijk authentiek, dus je moet wel een beetje oppassen met wat je koopt. Er zijn twee dingen die je kan doen om er zeker van te zijn dat je authentiek spul in handen krijgt. Ten eerste kan je de objecten direct kopen van de persoon die het heeft gemaakt en dan heb je een goede kans dat je nog goedkoper uit bent ook. Ten tweede staan de winkels in de musea garant dat de verkochte objecten authentiek zijn, zij kopen ze zelf ook bij de Indianen in. Een van de leukste van de vele kunstgaleries in Santa Fe vond ik de Frank Howell Gallery. De galerie zit net om de hoek bij de Indiaanse markt vandaan. Hij bestaat sinds 1986 en heeft vijf kamers. Het personeel was erg aardig en gaf mij toestemming om te fotograferen. De enige jaren geleden overleden kunstenaar Frank Howell schilderde voornamelijk Indiaanse vrouwen waarbij hun hele gezicht zichtbaar is tegen een enigszins irreëel aandoende achtergrond. Behoorlijk wat schilderijen die er hangen, zijn te koop evenals prints voor 40 dollar per stuk die dus behoorlijk aan de dure kant zijn. Frank Howell (1927-1997) groeide op in Texas en Iowa, waar hij in contact kwam met de Lakota Indianen. Hij uitte zich ook door middel van andere kunstvormen, maar staat het meest bekend om zijn schilderijen. Formele lessen in de schilderkunst kreeg hij nooit. Ook andere kunstenaars exposeren in deze galerie, zoals Ben Worell en het echtpaar Gene en Rebecca Tobey. Het betreft hier beeldhouwwerk dat is ingelegd met edele metalen. Het is in feite hedendaagse kunst, maar het verleden van de Indianen van het Zuidwesten vormt de primaire inspiratiebron. Bezoek de website van de Frank Howell Gallery. The Museum of Indian Arts and Culture Na enige tijd te hebben rondgereden in de buitenwijken van Santa Fe stond op een uithangbord aangegeven: "Museum Hill". Dat was onze bestemming. Op deze heuvel bevinden zich drie verschillende musea. Het Museum of Indian Arts and Culture, Het Museum of International Folk Art en het Museum of Spanish Colonial Art. Deze musea vallen samen met het Palace of The Governors en het Museum of Fine Arts, beide in de binnenstad van Santa Fe, onder de gemeenschappelijke noemer Museum of New Mexico. Het is dan ook mogelijk een passe-partout te kopen waarmee men vier dagen lang toegang krijgt tot alle vijf de musea. Mij was het natuurlijk hoofdzakelijk te doen om het museum over Indianen, waarvan de toegangsprijs zeven dollar bedroeg. Het museum is elke week geopend van dinsdag tot en met zondag. Op het plein waaromheen de musea zich bevinden, staat een beeld van een gigantische Gan-danser. Gan-dansers traden op bij bepaalde ritueelen van de Apache Indianen. Vier van deze dansers symboliseerden elk een van de vier windstreken. Meteen in de hal staat een zwart beeldhouwwerk dat Maria Martinez weergeeft op ware grootte. Zij is hier blijkbaar een soort nationale trots. Het museum heeft twee verdiepingen. De onderste huisvest de permanente tentoonstelling "Here, Now and Always". Je bereikt de tentoonstelling door (opnieuw) af te dalen langs een trap waar het bijna pikkedonker is en je het geluid van stromend water hoort. De tentoonstelling heeft veel weg van het Tropenmuseum in Amsterdam. Er zitten veel interactieve elementen bij. Zo heeft men bijvoorbeeld een hogan (traditionele woning van de Navaho) nagebouwd en ingericht, waar je echt zelf naar binnen kan gaan. Er hangen ook walkmans waardoor je naar een Indiaanse taal kan luisteren. In totaal worden acht aspecten van de Indianen van het Zuidwesten belicht. Flora en fauna, taal en liederen en architectuur zijn een aantal van die aspecten waarbij ook de lijn wordt doorgetrokken naar het heden. Er zijn ook nog twee documentaires te bekijken. De tentoonstelling is opgezet in overleg met Indiaanse stamoudsten. Na deze tentoonstelling is er ook nog de eerste verdieping, waar zich tevens de gift shop bevindt. Er hangt een unieke verzameling schilderijen gemaakt door Indianen die allen afkomstig zijn van de plaatselijke kunstacademie. Ze willen in feite gewoon als kunstenaars worden gezien, die toevallig van Indiaanse afkomst zijn. Toch komen in de meeste schilderijen wel Indiaanse thema’s tot uiting. De verzameling schilderijen is echter nog niks in vergelijking met de ongelooflijke verzameling aardewerk. De oudste stukken dateren van 600 jaar geleden. Er zitten ook stukken bij van de Mimbres, die aan dode mensen in hun graf werden meegegeven. Dit weten we doordat er gaten in gemaakt zijn. Aangezien het hier objecten betreft met een religieuze betekenis, zullen ze in de toekomst mogelijk niet meer tentoongesteld worden. De tentoonstelling over aardewerk loopt door tot aan de huidige tijd. Het museum heeft van bijna alle pueblo's van het Zuidwesten potten en uiteraard een omvangrijke verzameling "black on black"-aardewerk van Maria Martinez. Ik heb mee kunnen luisteren bij een gedeelte van de rondleiding die tweemaal daags plaatsvindt. Het pottenbakken is een cultuurelement dat zoals vele andere afkomstig was uit Midden-Amerika waar het al vele eeuwen eerder bekend was. De potten werden aanvankelijk gebruikt om maïs en water in te vervoeren of te bewaren. De potten werden vaak op het hoofd gedragen. Het vervaardigen van potten was uitsluitend een vrouwenzaak. Elke pueblo heeft zijn eigen stijl van aardewerk. De echte kenner zal een pot dan ook onmiddellijk kunnen herkennen. Het is bijvoorbeeld zo dat Cochiti Pueblo de enige pueblo is waar men mensenfiguren afbeeldt op de potten en de potten uit Acoma Pueblo te herkennen zijn aan het feit dat ze tamelijk dun zijn, wat samenhangt met de consistentie van de klei. De echtgenoot van de legendarische Maria Martinez, Julian Martinez, werkte als hulpje bij archeologische opgravingen. Op een dag zag hij een afbeelding van een "gehoornde slang", een veel voorkomend motief bij de oude culturen van het Zuidwesten dat oorspronkelijk uit Midden-Amerika afkomstig was. Hij vertelde dat 's avonds aan zijn vrouw die het vervolgens in haar werk integreerde. Het is duidelijk zichtbaar dat het aardewerk van het verleden een inspiratiebron vormt voor het hedendaagse aardewerk, zonder dat het mensen per definitie aan banden legt. De collectie van het museum is ontstaan na bijna een eeuw verzamelen en bevat ruim tien miljoen objecten afkomstig uit verschillende archeologische opgravingen die in de staat New Mexico plaatsvonden. Elke eerste vrijdag van de maand is er een voor het publiek toegankelijke discussie tussen wetenschappers. Daarnaast vinden er ook vaak lezingen plaats en komen schrijvers boeken signeren. Bezoek de Website van het Museum of Indian Arts and Culture. The Wheelwright Museum of the American Indian Op nog geen vijf minuten rijafstand van Museum Hill bevindt zich een andere heuvel met daarop het Wheelwright Museum of the American Indian. Het is een particulier instituut dat niet verbonden is aan de musea van Museum Hill. Het museum is gebouwd in de vorm van een hogan. Een zware houten deur die net zo goed een kerkdeur had kunnen zijn, geeft toegang tot dit museum waarvan de toegang gratis is. Dit was het eerste museum in New Mexico zonder toegangsprijs. Dit museum ontstond in 1937 uit de samenwerking tussen Mary Cabot Wheelwright, een rijke, blanke dame uit Boston, en de Navaho-medicijnman Hustin Klah tijdens een gezamenlijke poging het traditionele erfgoed van de Navaho voor het uitsterven te behoeden. Madame Wheelwright trok de wereld rond om de verschillende wereldreligies beter te leren kennen. In 1921 belandde ze in het Zuidwesten waar ze Klah leerde kennen. Klah was een kleinzoon van het Navaho-opperhoofd Nabbonah. Wheelwright maakte opnames van de godsdienstige liederen die Klah voor haar zong met cilinders van was. In 1976 werd een gedeelte van de collectie teruggegeven aan de Navaho, toen zij erom vroegen. Dit was het eerste museum in de VS dat op verzoek van Indianen objecten aan hen teruggaf. Het museum kan blijven bestaan door giften van donateurs, maar vooral door giften van organisaties als de "National Endowment for The Arts". Van 19 mei tot 27 oktober werd de tentoonstelling “Navajo Women’s Garments” gehouden. De gebruikte ruimte is niet al te groot, maar huist vanwege de indeling toch behoorlijk wat vitrines. Bij de tentoongestelde kleden zitten enkele prachtige en unieke stukken. Er wordt ook wat toelichtende informatie gegeven. Het weven werd volgens de legenden aan de Navaho geleerd door Spiderman en Spiderwoman in de vorige wereld waarin zij verbleven voordat zij naar deze wereld omhoog kropen. Ook de Navaho kennen dus een mythe over een onderaardse herkomst. De gebruikte wol was afkomstig van de door de Spanjaarden geïntroduceerde schapen. Het traditionele weefgetouw dat tussen twee bomen wordt gespannen, is echter een uitvinding van de Navaho zelf. De wol werd gekleurd middels diverse pigmenten uit de natuurlijke omgeving en later met andere die middels de ruilhandel werden verkregen. Na verloop van tijd werden er meer dekens geweven voor de ruilhandel, dan voor persoonlijk gebruik. Uiteraard heeft ook dit museum een gift shop met een ruim assortiment kunstnijverheid. Uiteraard waren er ook Navaho-kleden bij, die erg aantrekkelijk lijken totdat je het prijskaartje hebt ontdekt. Er wordt in het museum een videofilm vertoond over de geschiedenis van het museum waarin de bekende Indiaanse schrijver/schilder Scott Momaday het commentaar voor zijn rekening neemt. Het museum heeft één keer per maand een ochtend voor kinderen, één keer in de week een activiteit bij zonsondergang waarvoor men wel zelf een stoel mee moet nemen en één keer per jaar een powwow voor kinderen. Bezoek de website van het Wheelwright Museum of the American Indian. Taos Pueblo Taos Pueblo is vanuit Santa Fe te bereiken via een route die de “Enchanted Circle” wordt genoemd. Het is zeer de moeite waard deze route te nemen, want het natuurschoon is daadwerkelijk betoverend. Taos Pueblo ligt ongeveer een kwartier rijden bij de stad Taos vandaan, dat onder meer bekend staat als een toevluchtsoord voor wintersporters, doch niet in deze tijd van het jaar. Deze pueblo functioneert als een stam. Na geparkeerd te hebben op de parkeerplaats zag ik aan de overkant van de straat een bordje waarop stond: “only parking for governor and war chief”. Het traditionele regeersysteem, dat door de Spanjaarden werd geïnstalleerd, maar nu min of meer als traditioneel wordt beschouwd, bestaat dus nog. Een stukje lopen over een zanderig weggetje en je komt bij de “ingang” van de pueblo. Taos was vroeger de enige ommuurde pueblo, de muur is nog gedeeltelijk intact. Bij het loket moet je de toegangsprijs betalen die tien dollar bedraagt per persoon en eventueel een vergunning om te mogen fotograferen die eveneens tien dollar bedraagt. Diverse keren op een dag worden rondleidingen gegeven. De pueblo is voor het publiek geopend van acht uur 's ochtends tot half vijf 's avonds. Taos Pueblo sluit jaarlijks van februari tot april vanwege rituele activiteiten die dan in de pueblo gehouden worden en ook voor begrafenissen wil men nog wel eens de boel dichtgooien. Van tevoren even bellen voor een bezoek is dan ook aan te raden. Er is hier voldoende water voor goede oogsten en het omliggende gebied is rijk aan vis en wild. De Taos Indianen moesten vroeger dan ook een minder zware strijd om het bestaan voeren dan sommige andere pueblo’s. Taos is de noordelijkst gelegen pueblo en heeft altijd veel invloed gehad van de prairie-stammen, wat zich onder andere uitte in hun traditionele kleding. Ook trouwden Indianen van Taos veelvuldig met Indianen van prairiestammen. Taos Pueblo is een “National Historic Landmark”, staat in het register van historische plekken en is een “World Heritage Site” van UNESCO. Taos Pueblo ademt een prettige sfeer uit, wat deels samenhangt met de ligging bij een bosrijk gebergte dat zichtbaar is vanuit de pueblo en deels met de aardige bewoners. In tegenstelling tot in sommige andere pueblo’s kan men hier vrij rondlopen. Rode wegversperringen met in het Engels, Duits en Japans de boodschap 'tot hier en niet verder' erop geven aan tot waar bezoekers mogen komen. Dit zijn onder meer de locaties waar de kiva’s zich bevinden. Een kiva is een ceremoniële ruimte die zich onder de grond bevindt, dan wel de indruk moet wekken dat hij zich onder de grond bevindt. Hiermee wordt de link gelegd met de oorsprongsmythe die stelt dat de pueblo Indianen afkomstig zijn uit een wereld die zich onder de onze bevindt. In Taos zijn de kiva’s ondergronds en cirkelvormig. Taos telt zeven kiva’s waarvan er nog zes in gebruik zijn. Drie bevinden zich in de noordelijke helft en drie in de zuidelijke helft. Er wordt wel beweerd dat de in onbruik geraakte kiva met de oorlog verband hield. De bewoners zijn niet erg royaal met het verstrekken van informatie over hun religie, wij weten daarom maar heel weinig over wat er in die kiva’s plaatsvindt. De rondleiding werd gegeven door een leuk Indiaans meisje van midden 20. De rondleiding had wat mij betreft wat langer mogen duren, maar was wel interessant en informatief. Taos Pueblo wordt in tweeën gedeeld door een kabbelend beekje, de Red Willow Creek, waarvan het water ook nu nog wordt gebruikt als drink- en kookwater door de bewoners. Het beekje ontspringt aan het Blue Lake in de Sangre de Christo Mountains, dat de hoogste pieken van New Mexico bevat. Het Blue Lake is voor de Taos Indianen een soort natuurlijk altaar. Aan weerszijden van het beekje bevindt zich een cluster woningen, waarvan er één tot vijf verdiepingen hoog reikt. Ze worden het North House en het South House genoemd. Daartussen bevindt zich een plaza dat gebruikt wordt voor ceremonies. Rondom het plaza bevinden zich in diverse woningen winkeltjes waar je zelfgemaakte kunstnijverheid kan kopen. Droogrekken, die vroeger werden gebruikt om voedsel op te drogen zodat het bewaard kon worden, zijn nog volop aanwezig in de pueblo. De bewoners van Taos willen geen elektriciteit en stromend water in de pueblo. De stam staat ook niet toe dat er in de pueblo door wetenschappers onderzoeksmethoden als koolstofdatering worden toegepast. We weten dus niet hoe oud deze pueblo precies is. De orale traditie van de stam gaat naar eigen zeggen zo’n 2000 jaar terug en de geschiedenis van de pueblo 1000 jaar. Is dat laatste juist, dan is Taos een van de oudste, zo niet de oudste, continu bewoonde nederzetting in Noord-Amerika. Vaak wordt echter beweerd dat de pueblo, toen de eerste blanken die betraden in 1540, zich niet op de huidige locatie bevond. Veel wetenschappers vermoeden dat Taos rond 1400 werd gesticht. De stam bezit een stuk grond van 400,000 km (100,000 acre). Slechts vijf families, bij elkaar zo’n 60 mensen, leven nog in de pueblo. De overige stamleden hebben, zoals overigens bij de meeste pueblo’s, elders op het reservaat in modernere woonvormen hun toevlucht gezocht. Vaak ontstaan er complete dorpen om de oude pueblo’s heen. De Taos Indianen spreken de Tiwa-taal. Dit geldt ook voor de pueblo’s Picuris, Sandia en Isleta. Naar verluidt kunnen mensen uit deze verschillende pueblo’s elkaar slechts met moeite verstaan. Het is bij deze stam verboden de taal aan buitenstaanders te leren. De taal wordt niet gedoceerd op de nabijgelegen Taos Pueblo Day School en wetenschappers hebben hem nog niet opgetekend. Hierdoor bestaat het risico dat de taal zal uitsterven. De reden hiervoor is dat de Taos Indianen de taal zien als een onderdeel van de godsdienst en zij niet willen dat deze op enigerlei wijze wordt geëxploiteerd. De religieuze kracht van het gesproken woord is een belangrijk thema in de Indiaanse spiritualiteit. Zo is het niet genoeg om de oorsprongsmythe in je geheugen geprent te hebben, nee, hij moet telkens weer in de kiva worden gereciteerd. Een vergelijkbaar gebruik vinden we bij het Zen-Boeddhisme waar na een meditatiesessie alle namen worden gereciteerd vanaf de historische Boeddha tot aan de meest recente verlichte meester in de “stamboom”. De nuchtere Hollander zou dit wellicht uitdrukken als: “je weet alleen waar je naartoe moet, als je weet waar je vandaan komt”. Het Sangre de Christo-gebergte ligt ten noorden van de pueblo. Begin vorige eeuw werd dit gebied ingelijfd bij een natuurpark, met als resultaat dat het Blue Lake door blanken voor visserij en watersport werd gebruikt. Dit tot ongenoegen van de Indianen. Een juridische strijd die 64 jaar zou duren, werd uiteindelijk door de Indianen gewonnen. In 1970 gaf wijlen president Nixon op basis van de toen onlangs aangenomen wet op de godsdienstvrijheid van de Indianen het gebergte aan de stam terug. Het was voor het eerst in de geschiedenis dat een Indianenstam op basis van die wet land terugkreeg. De meeste mensen die nog in de pueblo wonen, hebben winkeltjes waarin zelfgemaakte kunstnijverheid wordt verkocht. Deze pueblo staat bekend om zijn zilverwerk en drums. In een van deze winkels had de eigenaar een opgezette hertenkop aan de muur hangen. Hij vertelde dat hij het hert zelf had geschoten. Er wordt dus nog echt gejaagd door bewoners van deze gemeenschap. Een oude mevrouw in een andere winkel, die toch zeker 70 moest zijn, vertelde me dat haar dochter op Valentijnsdag geboren is en dat zij haar daarom de naam Valentina had gegeven. Het kwam vroeger vaak voor dat Indianen een kind een naam gaven die verband hield met een gebeurtenis die plaatsvond op de dag van de geboorte. Een andere kunstenaar bleek bij navraag een neef te zijn van de bekende Indiaanse fluitspeler Robert Mirabal. Ook onderdeel van de pueblo zijn de ruïnes van de St. Jerome Chappel. Deze werd onder leiding van Spaanse missionarissen gebouwd in 1619. In 1680 werd de kerk deels vernietigd in de opstand van de pueblo-stammen tegen de Spanjaarden. Deze opstand werd vanuit Taos Pueblo geregisseerd door een oorspronkelijk uit San Juan Pueblo afkomstige medicijnman die Popé heette. Popé is misschien wel niet zo bekend als mannen als Crazy Horse en Tecumseh, maar hoort wel degelijk in dat rijtje thuis. Ook hij slaagde erin om verschillende Indianenstammen te verenigen tegen de blanke overheersing. En met succes, want het zou 12 jaar duren voordat de Spanjaarden hier weer voet aan de grond kregen. Toen werd de kerk herbouwd. In 1847 vond hier een tragedie plaats. In dat jaar werd de gouverneur van New Mexico, Charles Bent, vermoord door revolutionairen. Indianen uit Taos Pueblo zouden hierbij betrokken zijn geweest. Het leger rukte op naar Taos Pueblo. Een groep van 150 bewoners, voornamelijk vrouwen en kinderen, verschansten zich in de kerk, waar ze veilig dachten te zijn. De kerk werd echter met kanonskogels bestookt waarbij alle Indianen die er in schuilden om het leven kwamen. Slechts de halfafgebrokkelde toren van de kerk met zijn koperen bel is nog over van de kerk. Waar vroeger de hal van de kerk moet hebben gestaan, bevindt zich nu het kerkhof, dat door een halve meter hoge muur van adobe wordt omgeven. Alle stamleden worden hier begraven, ongeacht hun religie. Lijken worden niet gecremeerd en men gebruikt geen doodskisten. De gebruikte kruizen zijn van hout. De gids vertelde dat als de kruizen en het stoffelijk overschot zijn vergaan, vaak op dezelfde plek opnieuw andere mensen worden begraven. Je zou dus kunnen zeggen dat hier een morbide invulling aan het begrip recycling wordt gegeven. Er wordt geen register bijgehouden van de doden. Sinds 1850 heeft de pueblo een nieuwe kerk die dezelfde naam draagt als zijn voorganger. Ook de kerk is een National Historic Landmark. Ik heb de kerk niet van binnen kunnen zien, omdat er herstelwerkzaamheden plaatsvonden. De kerk wordt nog trouw elke zondag gebruikt. Er worden in feite drie religies beleden door de Taos Indianen. Ten eerste natuurlijk de traditionele stamreligie. Ten tweede het Rooms-katholicisme, ongeveer driekwart van de stam is praktiserend Rooms-katholiek. Ten derde heeft ook de Peyote-religie aanhangers binnen de stam. Vaak zijn bepaalde dingen op de reservaten anders dan je van tevoren verwacht, iets wat ik tijdens mijn vorige reis ook al had ervaren. Geen moment had ik hier het gevoel in een functionerende gemeenschap rond te lopen. Het had meer weg van een trekpleister voor toeristen en het zou heel goed kunnen dat binnen de tijd dat ik nog leef, deze pueblo volledig verlaten zal zijn. Bezoek de website van Taos Pueblo. Klik op de bladeren voor de overige delen van mijn reisverslag: Deel één: Het Pueblo Indian Cultural Center, de Indiaanse markt van Santa Fe, het Museum of Indian Arts and Culture en Taos Pueblo. Deel twee: Bandelier National Monument, Indian Arts Research Center, Aztec Ruins National Monument en Acoma Pueblo. Deel drie: Mesa Verde National Park, Navajo Codetalkers Exhibit en Monument Valley Tribal Park. Deel vier: Grand Canyon National Park, Wupatki National Monument, het reservaat van de Hopi Indianen en het Museum of Northern Arizona. |
||||||||||||||
|
||||||||||||||
Tekst en foto’s, copyright, Julio Punch, 2002. |